DE MAN ACHTER HET RAAM

DE MAN ACHTER HET RAAM

De man die aan de andere kant van het raam stond wenkte me.

Ik stond voor mijn boekenkast door wat toneelstukken te bladeren. Ik zou die avond lesgeven aan de schrijversvakschool en het leek me zinvol de nieuwe studenten met een paar goede, flink uiteenlopende teksten kennis te laten maken; Moliere, Koltes, Ibsen.

De man achter het raam zette zijn koptelefoon achterop zijn hoofd.

“You Come?” vroeg hij.

Ik knikte.

Eenmaal bij hem liet hij, door de haak van zijn hamer in het hout te steken, me zien dat het raamkozijn vermolmd was.

“Rotten,” zei hij.

“Hoognodig vervangen” beaamde ik. “What price?”

Het was een knappe man.

Gelukkig nog voor de energiegekte, hadden mijn man en ik besloten alle ramen in ons huis van dubbelglas te voorzien. Veilig, warm. De onderneming van slijptollen en overal klusmannen was een kleine week eerder begonnen, en ik had me zo vaak als mogelijk uit de voeten gemaakt (mijn man kan heel goed aansturen en koffiezetten!)

Kennismaken was er daarom niet van gekomen en leek me nu alsnog op zijn plaats.

“Where do you come from?” vroeg ik, en ik stak mijn hand uit.

Toen de man antwoordde “from the Ukraine,” was ik graag in mijn boekenkast terug gedoken.

Hij moet dit hebben aangevoeld, want snel voegde hij eraan toe: ‘but far before the whole thing started, no refugee, geen vluchteling.”

De man verdween weer als een dief in de nacht achter het raam.

Ik sprak mezelf streng toe: dat de man familie had, natuurlijk! Die misschien wél op de vlucht waren. Of in hun geboorteland waren achtergebleven. Of vastzaten in Polen of weet ik veel waar. En hoe zat het met gastvrijheid? In mijn huis?

Het minste wat ik kon doen was hem naar zijn situatie vragen.

Snel liep ik terug naar het raam, maar de stelling waarop hij had gestaan was leeg.

Later vond ik de man terug in de gang, gehurkt naast mijn hond.

Nadat ik ernaar vroeg, vertelde hij me dat zijn moeder en zijn broertjes nog in de Oekraïne zaten, precies op de plek waar twee dagen eerder de bommen waren gevallen.

Beiden werden we stil.

Vanuit mijn ooghoek zag ik hoe mijn hond met zijn kop in de man zijn schoot ging liggen, en ongegeneerd diens handen likte.

Gelukkig had iemand in dit huis wel op tijd zijn hart opengezet.