DE BERENVAL

U kunt hier uw bovenkleding uittrekken, zegt de jonge vrouw. Behalve uw bh, die mag u aanhouden. Als ik bijna naakt de ruimte in loop knikt ze naar de onderzoekstafel. De papierrol scheurt als ik mezelf klunzig op het tafelblad hijs.

Ik kijk naar de jongeman links van me, onderuitgezakt staart hij naar zijn nagels. Loopt hij hier zijn co-schap, is het een snuffelstage? Hij lijkt me te jong om arts of verpleger te zijn.

De jonge vrouw komt met een doek in haar hand vanachter een wit kamerscherm. Ze schuift het ding onder de rand van mijn onderbroekje en spuit vloeistof op mijn buik. Dik, koud.

Ik denk aan toen er echo's van me werden gemaakt, omdat er baby's in me zaten. Hoe de verloskundige me altijd waarschuwde: dat-ik-niet-moest-schrikken-van-de-koude-gel. En dat mijn man dan bij me was, drie zwangerschappen lang, om mijn hand vast te houden.

'Uw eierstokken zijn onvindbaar, zit u soms in de menopauze?' vraagt de jonge vrouw, terwijl ze de echostick met zoveel kracht in mijn buik duwt dat mijn ingewanden welhaast naar buiten braken. Schuldbewust draai ik mijn hoofd naar het beeldscherm, en ga, in de grijze vlekkenzee, op zoek naar mijn twee dorre takken.

'Slikt u de pil?', klinkt het dan, - alsof de stem van god himself plots door het plafond heenbreekt. (Blijkbaar zit er nog een derde arts achter het kamerscherm. Gaat hij zijn oordeel over me vellen? Goedaardig-kwaadaardig, leven of dood.)

Het drietal trekt zich terug om te overleggen.

Als de gel, het wachten moe, in kille stralen van mijn buik afdruipt, fantaseer ik, - niet over sperma en seks - maar over een training die ik ga ontwikkelen, voor ziekenhuizen: De patiënt en zijn waardigheid. Ik denk dat ik daarin medisch personeel elkaars lichaam ga laten verkennen, terwijl ze naakt door een bos rennen, en er overal berenvallen zijn.