DE RUSSIN

DE RUSSIN

‘Willen we haar nog in huis mam?’ vroeg mijn kind die al een jaar of twee naar een goede reden zocht om onze pianojuf de laan uit te sturen. Onze juf komt uit Siberië. Ze heet Natalia en heeft een bobkapsel. Omdat ze weinig voeling heeft met de Nederlandse taal praat ze ongewild in commando’s: ‘stoppen-nú, opnieuw-beginnen, jij-moet-níet-daar-maar-dáár, alsjeblieft-ja-ja.’

Wat mijn kind, naast genoemde directheid, vermoedelijk ook sterkte in haar alle-Russen-raus-gedachte, is het feit dat haar vader nu al de hele oorlog lang, onze hond voor de ingang van de Russische ambassade laat schijten. Als het beest niet op commando kakken kan, kiepert hij, mijn man, de hondenpoepzak van een voorgaande wandeling leeg voor de russenpoort, -er liggen inmiddels vele hopen,- en zwaait dan provocerend naar de bewakingscamera’s. ‘Dat ze weten aan welke kant ik sta!’ zegt hij als hij thuiskomt.

Deze ochtend had ik al vroeg pianoles. De ogen van Natalia deden me denken aan de Wolga: droevig, nat en koud. Toen ik haar vroeg hoe het met haar ging vertelde ze dat haar huisarts haar had gezegd dat zich teveel zorgen maakte om de Oekraïne. Ze moest ontspannen en ademhalen. Ik keek naar Natalia en zag hoe ze, terwijl ze me dit vertelde, trilde als een espenblad.

'Laten we een ontspanningsoefening doen,’ zei ik. En we sloten onze ogen.

Na afloop, gekalmeerd, liep ze Russisch-gedecideerd naar mijn piano en gebood mij naast haar te komen zitten. Ik gehoorzaamde. Samen, we speelden Bach, stegen we op naar een plek waar jongenssoldaten niet doodgaan, waar Putinmannen geen macht hebben, en waar honden gewoon in groen sappig gras hun behoeften mogen doen.