De volgende dag, ik werd wakker en dacht meteen aan Mohammed. Ik rende naar zijn kamer maar trof een leeg bed met in het midden een donkere vlek. In de schemerige ruimte, de gordijnen waren dicht, deed ik mijn werk als spoorzoeker. Ik snuffelde in de goedkope koffer, ik liep naar het beslapen bed; naast de geur van urine inhaleerde ik een mengeling van zoete frituur en vreemde kruiden.
Ik draafde de trap af, de keuken was de enige plek in huis waar ik geluiden hoorde. Toen ik mijn hoofd om het hoekje stak zag ik iets dat mijn haren te berge deed rijzen: Mohammed op mijn moeders schoot, zijn hoofd tegen haar borst. Beiden rozig, de ogen bijna dicht. Mohammed, vol overgave, aan haar, de vrouw, mijn moeder in haar nachtgewaad, die liefdevol zijn tanden poetst. Mohammed die één wenkbrauw optilt en kijkt naar mij als naar een ongenode gast. Mijn moeder die me niet begroet maar zegt: 'kun je mij die doek en dat glas even aangeven?' Mohammed die naar me grijnst (vals! ik weet het zeker) met een overwinnaars blik.
Dit was andere koek dan de gevechten met mijn zus. Dit was anders dan de klootzakjes van school met wie ik vocht. Deze kleine Arabier beschikte over een arsenaal aan wapens waar ik (en overduidelijk ook mijn moeder) het bestaan nog niet van wist. Een kleine wolf in schaapskleren. Dit werd landje pik, verdomme, maar dan met bloed en échte wapens.
Mijn moeder, zwevend op haar zoetroze moeder-Theresa-wolk, zou die dag aan iedereen vertellen hoe het vreemde kind na slechts één nacht zich tegen haar moederborst aan had gedrukt. Iedereen die Mohammed zag die dag viel met haar in katzwijm; ze bewonderden zijn ogen, zijn krullen. Ze vielen zelfs voor de achterlijke kleren die hij droeg! Een gele blouse met puntkraag, een hoogwater broek met geperste vouw (alsof hij een bejaard, armoedig heertje was!) een gekleurde spencer (je weet wel, zo'n wollen prikding zonder mouwen) en plastic schoenen. Ik droeg vlechten, een mooie noppenjurk en gloednieuwe sandalen.
Gelukkig, rond acht uur, toen mijn nieuwe broertje naar bed moest, werd hij weer de oude, en begon te krijsen (kon ik dan eindelijk doen waar ik naar had uitgekeken sinds mijn moeder me gevraagd had of ik, net als zij, een vreemdeling wilde redden?! Kon ik eindelijk de rol spelen van lieve zus?) Vlug rende ik naar beneden om wat speelgoed en een glas water te halen. Maar al voor ik terug was werd het stil. Mijn ouders hadden Mohammed tussen zich in genomen en waren, met hun kleren nog aan, bij hem in bed gaan liggen. 'Lukt het jou om zelf naar bed te gaan?' fluisterde mijn vader toen ik de kamer inliep.
De waanzin had toegeslagen als een roofdier, alles in dit eerst zo veilige huis veranderde en dit zou steeds gekkere vormen aannemen: als Mohammed bijvoorbeeld thuiskwam van de peuterspeelzaal (hij moest socialiseren volgens mijn moeder) kwam hij terug met zijn zakken vol gejatte auto's. Je zou denken dat mijn ouders dan boos op hem waren, maar nee. 'Hij moet nog leren wat bezit is,' zeiden ze. Of, 'wat zou jij doen, als je in armoe was geboren!?'
Nu waren wij niet arm, maar om nou te zeggen dat het vetpot was ... Als ik mezelf vergeleek met de klasgenoten die op glimmende Polly-fietsten door ons dorp sjeesden, -de schele dochter van de kapper bijvoorbeeld-, of als ik keek naar de kleding keek die zij droegen. Van die hippe spullen gekocht in winkels, en niet zoals ik had, van die zelfgemaakte.
Maar goed, laat ik me op Mohammed richten. Voor hém kochten mijn ouders namelijk broodbeleg dat hij lekker vond, en niet dat wat mijn vader graag lustte. Voor hém kochten ze kleren als dat nodig was, en niet pas als ze geld gespaard hadden. Voor hém bad mijn oma tot de tranen over haar wangen stroomden, en smeekte ze of god hem al zijn fouten vergeven zou. In mijn herinnering deed mijn moeder zelfs een poging om Arabisch te koken, -naast de honderden pannenkoeken, wentelteefjes en appelflappen die ze voor hem bakte.
Het zal niemand verbazen dat Mohammed op den duur niet meer naar huis, niet meer naar zijn échte ouders wilde. Heb ik dat eigenlijk al verteld? Dat de Vreugdezaaiers* de Algerijnse bleekneusjes slechts voor drie maanden naar de gastgezinnen stuurde? En dat ze dan weer terug moesten? Om, als de tandjes opnieuw groen en de wangen ingevallen waren, weer naar de gastgezinnen af te reizen? (ja ja, daar valt van alles over te zeggen, maar laat ik het voor nu bij mijn 'pleegbroer' houden).
'Dit is niet goed,' zei mijn vader, toen Mohammed zich in de badkamer opsloot en riep dat hij NOOIT MEER naar Parijs zou gaan. 'Dit breekt mijn hart,' snikte mijn moeder. In de dagen daarna verzon Mohammed natuurlijk de ene na de andere smoes om nooit meer naar Parijs te hoeven: zijn vader was een crimineel, ze hadden thuis geen eten, zijn moeder kon niet koken, zijn broers waren vals en zijn zussen stonken. Leugens, onzin! Hadden mijn ouders dat dan niet in de gaten?
'Er zit maar een ding op,' hakte mijn vader de knoop door, 'we moeten naar Frankrijk, naar zijn familie.' Mohammed deinsde van schrik achteruit en schudde van nee. Mijn hart maakte daarentegen een sprongetje. Ik wist het zeker, daar in Parijs zou ik de ware aard van de indringer ontmaskeren. Bovendien was ik al jaren nieuwsgierig naar de Eiffeltoren. Nu was het mijn beurt om te glimlachen …
(let op! Over 1, 2, wellicht 4 weken volgt deel 3)
*De vreugdezaaiers, nu Joy for Kids vzw, is een organisatie die destijds o.m. de opvang organiseerde van vakantiekinderen uit Parijs in Nederland en België.
Naast levens- en loopbaancoaching voor creatievelingen biedt Roca schrijfcoaching. Je kunt begeleid worden bij een specifiek project. Daarnaast kun je gecoacht worden omdat je bijvoorbeeld last hebt van onzekerheid, gebrek aan structuur, keuzestress of een writer's block. Natuurlijk kun je ook schrijfcoaching nemen simpelweg omdat je met meer inspiratie, kennis en/of zelfvertrouwen wilt gaan schrijven of omdat je behoefte hebt aan een sparringpartner