Hier, zei ze, en ze overhandigde me een doosje. In het doosjes zat een loeidure, milieuvriendelijke, vegan deodorant van een hip merk. Ik had deze eerder die week voor mezelf willen kopen maar te duur gevonden.
Onhandig stond ze voor me.
‘Waarom krijg ik een cadeau?’ vroeg ik.
Ongeïnteresseerd haalde mijn kind haar schouders op.
Om haar mijn dankbaarheid te tonen bakte ik een stapel wentelteefjes. En toen de regen met bakken uit de hemel jankte, zei ik dat ik haar hondendienst (we hebben een hond en dus een uitlaatschema) wel over wilde nemen. Waarop ze knorrig ‘oké dan’ zei, - alsof zij mij, en niet ik haar, een gunst verleende.
Toen ik samen met de hond doorweekt thuiskwam, stond ze onderaan de trap. Ze draalde.
‘Is er iets?’ vroeg ik.
Starend naar iets boven mijn hoofd gaf ze antwoord: ‘ik geef je een cadeau omdat je me niet meer knuffelen mag.’
Natuurlijk, ik knikte.
Om haar niet te laten merken dat zoveel eerlijkheid me ontroerde, - mijn sentimentaliteit háát ze meer nog dan mijn aanraking, - grapte ik: ‘Dan zal ik voortaan als ik je mis, mijn neus in mijn oksel moeten steken.’
Onhandig deed ik het voor. Daar moest ze zo om lachen dat ze me per ongeluk aanraakte.
Toen ik terugdeinsde, alsof ik schrok, schaterde ze het uit. En sprong ze met heel haar koppige, lieve puberlijfie in mijn armen.