Mijn afgelopen week was een taaie; ik had werk, een toneeltekst, bij mijn opdrachtgever ingeleverd waar nog van alles aan rammelde terwijl ik dacht dat het geweldig was. O.M.G. De kritiek trof me als een mokerslag. Niet het feit dat het werk af werd gekeurd als wel dat ik, blind, dat niet had aan zien komen raakte me. Ik tuimelde achterover en belandde in een nachtmerrie: 'Ik kan niks! Ik weet niks! Ik kan mezelf niet eens beschermen!' galmde het in mijn diepste diepte.
'Coach jezelf!' riep toen een stem. Was dat god, of was ik het zelf?
In de verte klonk een donderslag en de aarde trilde; het leek me verstandig niet te treuzelen en gewoon maar te luisteren. Dus ik vroeg aan IK wat er aan de hand was. IK antwoordde dat ze een ezel was, omdat ze wéér diezelfde fout gemaakt had. Ze was zo opgegaan in haar werk dat ze het werk gewórden was en daardoor het overzicht kwijtraakte.
Ik vroeg of dat dan verkeerd was? IK antwoordde dat dat best oké was, zolang je maar ook als een buitenstaander naar je eigen werk bleef kijken. Werk móet communiceren, zei ze. Dat was ze vergeten en dat was niet de eerste keer (bij die laatste opmerking keek IK erg ongelukkig).
Ik vroeg IK of ze dan geen fouten mocht maken? IK loog (dat zag ik, ze bloosde, IK is een echte perfectionist!) dat dat natuurlijk wel mocht, maar dat het on-ver-geef-lijk was dat ze stééds dezelfde fout maakte.
Ik wilde IK vragen of er misschien een relatie bestond tussen de blinde paniek, waar IK overduidelijk in verkeerde, en het steeds dezelfde fout maken. Maar het leek me verstandig eerst te vragen of ze dacht dat er nog iets aan het debacle te doen was. Waarop IK 'neeeeeeeeeee' gilde en wild met haar armen maaide.
'Zullen we een beetje kalmeren IK,' zei ik, best dwingend (we waren inmiddels op een terras gaan zitten, en met haar gedrag begon IK behoorlijk de aandacht te trekken). IK knikte en ze liet zich terug zakken in haar stoel. Ze sloot haar ogen en concentreerde zich op haar ademhaling; in uit, in uit ….
En toen gebeurde het! Ik zag hoe haar spieren ontspanden, ik hoorde haar adem vertragen, ik zag hoe IK zich, uit haar stoel, op de grond liet zakken en hoe ze het, daar op die grond, helemaal zo slecht niet had. 'Wat een opluchting,' zag ik haar denken, 'om niet op mijn tenen steeds naar perfectie te reiken. Waarom zou ik geen fouten mogen maken?!'
Toen de magie wat begon af te nemen (de lucht werd zwart en het begon zachtjes te regenen) besloten ik en IK naar huis te gaan, om daar een documentaire over de kunstenaar Sean Scully te bekijken – dat was ons door iemand aangeraden.
When I was younger I was a lot more fearfull, a lot less comfortable with myself and I didn't know where I was going. I wasn't prepared to be as helpless or as innocent as I am now.
Deze uitspraak van Scully schoot als een lichtflits uit de tv ons hart in. Ik en IK dachten aan alle mensen die moedig in onze coachingspraktijk kwamen en daar stappen zetten. 'Kunstenaars blijven natuurlijk de beste coaches!' zei ik tegen IK.
We keken hoe Scully in zijn overall met een enorme kwast een doek te lijf ging. IK en ik straalden en we wierpen hem een kushandje toe.